Ongewervelde dieren
Menu
Leefgebieden
Menu
De veelvraat is krachtig gebouwd en heeft een massief lichaam en korte poten, die ver uiteen staan en eindigen in brede voeten met lange scherpe klauwen. Hij heeft een ruige dichtgeplante vacht, zeer donker van boven, bleekbruin op de flanken en donkerbruin op de buik.
Veelvraten zijn tussen de 70-120 cm (inclusief staart van 30 cm) in de lengte. Ze worden ongeveer 35-43cm hoog (schouderhoogte). Ze wegen 13,5 tot wel 30kg.
Een veelvraat kan 16 jaar oud worden.
Klasse: Mammalia (zoogdieren)
Orde: Carnivora (roofdieren)
Familie: Mustelidae (marters)
Geslacht en soort: Gulo gulo (veelvraat)
Veelvraten leven alleen, behalve gedurende de voortplantingstijd en houden een zeer uitgestrekt maar nauwkeurig begrensd territorium. Ze jagen voornamelijk `s nachts, maar neigen naar een 3- of 4-uurs ritme van afwisselend jagen en rusten. Ze graven geen hol en maken geen blijvend leger, maar gebruiken elke beschikbare natuurlijke schuilplaats in het gebied waar ze aan het jagen zijn. Wanneer ze door de mens gemaakte schuilplaatsen gebruiken, vernielen ze soms een aantal planken van de hut om een toegang te forceren; ze veranderen het interieur in een chaos, verorberen alles wat eetbaar is en slepen allerlei andere voorwerpen weg. Dit heeft hen de onverdiende reputatie bezorgd moedwillige vandalen te zijn.
De veelvraat is niet erg snel en in tegenstelling tot zijn kleinere familieleden geen begaafde sluiper. Hij kan zich hoogstens achter een rots in een soort hinderlaag verschuilen of zich van een overhangende tak op zijn slachtoffer laten vallen. Hij vertrouwt voornamelijk op zijn ongewone moed bij het verdrijven van andere roofdieren van hun prooi. De veelvraat ontbloot zijn tanden, zijn haren op nek en rug gaan overeind staan. Zelfs beren laten bij zo`n dreigend vertoon een karkas liggen en gaan er vandoor. Hij heeft een opmerkelijk sterk gebit en sterke kaken en er wordt beweer dat hij grote botten tot poeder kan vermalen en takken van 5 cm doorsnee met gemak in tweeën bijt. Toch geven betrouwbare meldingen de indruk dat de veelvraat, tenzij verstoord met jongen, niet agressief is tegen de mens.
Bij de sterk overdreven verhalen over de veelvraat is ook dat van zijn vermeende begaafdheid, niet alleen in het ontwijken van strikken en klemmen van de bontjager, maar ook in het beroven van die waarin marters en vossen gevangen zijn. Wanneer hij verzadigd is zou hij zijn muskus uitstorten over de resten van zijn prooi om andere dieren te beletten zich eraan goed te doen. Er wordt zelfs wel beweerd dat veelvraatouders hun jongen leren om over klemmen en strikken heen te springen. De waarheid is dat zijn inderdaad soms strikken en klemmen leegroven en er zijn wel gelegenheden geweest dat een hele rij strikken waren geleegd, maar in de regel gebeurt dit op een veel kleinere schaal dan wordt gesuggereerd. wat hun handigheid in het ontwijken van klemmen betreft, dit schijnt verklaard te kunnen worden uit de kleine afmetingen van de klemmen die worden gebruikt. Veelvraten komen vaak met een teen in een klem die voor een marter bestemd is en ontkomen dan meestal onder achterlating van deze teen. Er zijn geen aanwijzingen dat zij de grotere klemmen, die speciaal voor hen worden gezet, kunnen ontwijken of eruit kunnen ontsnappen.
Muizen, ratten, allerlei andere kleine zoogdieren, eieren, op de grond nestelende vogels, eenden en slakken behoren tot het gevarieerde voedsel van de veelvraat. Bovenal leeft hij echter van aas, vooral van gedode prooien van andere roofdieren. Hij heeft de reputatie krachtig genoeg te zijn om een rendier of zelfs een eland te doden en een karkas van drie maal zijn eigen gewicht over enige afstand over een ruwe bodem te kunnen slepen. Een deel van het voedsel wordt opgeslagen en met aarde of sneeuw bedekt of in een oksel van een tak gehangen. Algemeen gelooft men dat hij meer eet dan welk roofdier dan ook, maar waarschijnlijk zijn de verhalen over zijn buitengewone gulzigheid eveneens overdreven. Men houdt totaal geen rekening met de afmetingen van de maag van het dier. De Nederlandse naam veelvraat is afgeleid van de Noorse naam, die rotskat betekent.
De jongen, gewoonlijk 2 of 3, soms 5, worden geboren van februari tot mei. De lengte van de draagtijd is onzeker, de opgaven variëren van 60-120, zelfs 183 dagen, waaruit men de indruk krijgt dat de draagtijd verlengd is. De jongen worden geboren in een holle boom, tussen rotsen of gewoon in de sneeuw. Ze hebben bij de geboorte een dikke wollige vacht en worden 8-10 weken gezoogd. Ze blijven gedurende 2 jaar bij hun moeder, waarna zij ze wegdrijft en hen dwingt een eigen territorium uit te zetten en voor zichzelf te zorgen. Ze zijn na 4 jaar seksueel volwassen en hebben in gevangenschap 16 jaar geleefd.
Door zij kracht en onbevreesdheid heeft de veelvraat weinig te duchten van natuurlijke vijanden. Hij wordt echter sterk bejaagd door de mens vanwege zijn woestheid en zijn reputatie als rendierdoder. Meer dan 100 jaar lang heeft men in Noorwegen pogingen gedaan de veelvraat uit te roeien en er werden premies uitgeloofd voor ieder gedood exemplaar. de Eskimo`s jagen op hem om zijn vacht, die waterwerend is en niet kan bevriezen, waardoor hij zeer waardevol is voor het vervaardigen van kappen aan hun parka`s. Ofschoon de aantallen sterk zijn afgenomen door uitroeiingscampagnes, is hij nog steeds hier en daar in zijn verspreidingsgebied tamelijk algemeen.
Een van de vele verhalen over de veelvraat betreft zijn tactiek bij het verschalken van herten en andere grote prooien. Naar wordt verteld klimt het dier in een boom met een vracht mos in de bek. Wanneer een hert naderbij komt, laat de veelvraat het mos vallen. Stopt het hert om het op te eten dan laat de veelvraat zich op hem vallen, grijpt zich stevig vast aan het gewei en scheurt de ogen uit van het zijn slachtoffer. Hierna slaat het hert, gek van pijn en om zijn kwelgeest kwijt te raken, met de kop tegen de boom, net zo lang tot het dood neervalt.
Ongewervelde dieren
Leefgebieden
Beesies.nl – 2022