Rendier

Rendier

Hertensoort, waarbij beide geslachten geweien dragen. De vachtkleur varieert van bijna wit tot bijna zwart.

Toendra en meest noordelijk gelegen bossen.

Rendieren leven in een gordel rond de Noordpool die zich van het noorden van Groenland tot de 48e breedtegraad in het zuiden in Noord-Amerika, Scandinavië en Noord-Azië uitstrekt

tot 108 cm

Schouderhoogte tot 140 cm

70 - 100 kg

Augustus tot november

7 - 8 maanden

Per worp 1

Leeft in kuddes van soms duizenden dieren. Het gewei wordt door beide geslachten ter verdediging gebruikt, het mannetje gebruikt het niet in gevechten met andere mannetjes om wijfjes.  

12 tot 15 jaar
Overmatige jacht heeft tot een aanzienlijke teruggang van de populaties geleid ; door hun economische en nationale betekenis is hun voortbestaan echter verzekerd.
Rendieren

   Klasse:  Mammalia (zoogdieren)
   Orde:    Artiodactyla (evenhoevigen)
   Familie: Cervidae (herten)
   Geslacht en soort: Rangifer tarandus (rendier)

Ofschoon kariboe en rendier hier ieder in een apart artikel worden beschreven, beschouwen een aantal wetenschapsmensen het als variëteiten van één soort.

Rendieren leven in het arctische deel van Europa en Azië en zijn nu half-gedomesticeerd. Ze zijn iets kleiner dan kariboes. Ze zijn misschien wel het tamst van alle gedomesticeerde dieren en men zegt dat zelfs een kind een kudde kan hoeden. Men vermoedt dat de domesticatie is begonnen in de 5e eeuw, toen de eerste tamme rendieren werden gebruikt als lokdieren bij de jacht op hun wilde soortgenoten. De jager benaderde met 4 of 5 tamme rendieren aan de lijn een wilde kudde, zonder deze in paniek te brengen, om even later zijn pijlen van korte afstand op de prooi af te schieten.

Van een stam in Siberië is bekend dat zij bronstige tamme hinden gebruikten om wilde bokken te lokken, die dan werden afgeschoten. Langzamerhand brachten de tamme hinden voldoende jongen ter wereld om kudden te kunnen vormen.

Rendier voorziet in alle behoeften van de mens

Rendieren zijn voor de Lappen en de stammen in het noorden van Siberië wat het rundvee was voor de volken in het zuiden. Zij leveren alles wat de mens nodig heeft. Als voedsel is er de melk, waarvan ook kaas wordt gemaakt, en het vlees.

De huid levert een zacht leer op, dat zeer geschikt is voor kleding en vele andere zaken, zoals kussens en gordijnen. De pezen kunnen worden gebruikt om schoenen of kano`s bijeen te houden, en de beenderen om er naalden van te maken. Van de opgerekte darm kan men een vitrage voor het raam maken of een zak om fijngehakt vlees in te bewaren. Rendieren worden als lastdieren gebrukt of om sleeën te trekken. Het zijn zeer gemakkelijk en goedkoop te onderhouden dieren doordat ze de kou kunnen verdragen en geen stal nodig hebben; ze zoeken hun eigen voedsel, het rendiermos (een korstmos), zelfs als er een dikke sneeuwlaag ligt.

Momenteel echter worden rendierproducten steeds minder gebruikt en vervangen door fabrieksprodukten en vleesconserven, vooral in streken waar steden liggen.

Korstmos Korstmos

De mens parasiteert

Het rendier is een nomade, een zwerver, net als de mensen die hem hebben gedomesticeerd. Een van de waardevolle eigenschappen van het rendier is zijn vermogen om zijn weg te vinden in de hevigste sneeuwstorm. Bij de verbintenis tussen dier en mens heeft dit dier weinig meer voordeel van de mens dan de bescherming tegen vijanden, een voordeel dat grotendeels te niet wordt gedaan doordat de mens vaak dieren moet doden om aan voedsel te komen.

De prestaties van het rendier als trekdier zijn groter dan die van een paard op oneffen of bevroren terrein. Een rendier kan een gewicht van 135 kilo trekken met een gemiddelde snelheid van 12 km per uur en kan per dag makkelijk 55 km afleggen.

Waarom rendier-wijfjes een gewei hebben

De sociale rangorde verandert met het seizoen, maar in het algemeen geldt: hoe groter het gewei van het mannetje, des te hoger staat hij op de maatschappelijke ladder. Tijdens de bronstijd zijn de volwassen mannetjes met hun grote geweien de baas. Na de bronstijd werpen de mannetjes het gewei af vóór de wijfjes, en in die tijd worden de wijfjes de baas. Bovendien deelt elk kalf de status van zijn moeder.

Onderzoek wijst uit dat een oud mannetje, ervaren in het vechten en het behouden van de verworven status, heeft geleerd “zijn eigen kracht te kennen”, hetgeen kan verklaren dat soms zelfs mannetjes zonder gewei hun sociale status kunnen behouden. Gedurende de winter blijft het kalf bij de moeder en foerageert uit de “krater”die zijn moeder in de sneeuw heeft gemaakt. Als zij geen gewei zou hebben zou zij mogelijkerwijs worden verdreven door andere leden van de kudde op zoek naar een gemakkelijk maal en het kalf zou van de honger omkomen. Het gewei van het wijfje is dus heel nuttig!

Historische tocht door Canadese poolstreken

Rendieren hebben eens de inzet gevormd van een historische tocht door de poolstreken van Canada. In de 90`er jaren van de vorige eeuw werd een kudde van 171 dieren overgebracht van Siberié naar Alaska om de Eskimo`s aldaar van de hongerdood te redden.

Deze kudde floreerde en nam sterk in aantal toe, maar later werden er vele fouten gemaakt, zoals een slechte begeleiding van de kudden, en rond het midden van de 40`er jaren was het aantal, dat 10 jaar daarvoor tot bijna een miljoen gestegen was, gedaald tot 120.000.

In 1929 bracht de Canadese regering rendieren over naar het Northwestern territory om op basis daarvan een industrie op te bouwen voor de Eskimo`s in die streken. Een kudde van 3400 dieren verliet Kotzbue Sound in Alaska onder leiding van een Lap, Andrew Bahr, die 5 jaar later 2370 dieren afleverde in de delta van de Mackenzierivier. De tocht werd gemaakt over een onbekend terrein en onderweg moesten ondermeer een bergketen en een aantal rivieren overgestoken worden en om talloze meren heen worden getrokken.

Wolven zwierven rond de flanken van de kudde en maakten voortdurend slachtoffers. In de zomer werd de kudde soms opgehouden door zwermen van miljarden muskieten, terwijl `s winters de blizzards (sneeuwstormen) het voortgaan dikwijls onmogelijk maakten, want de tocht voerde tot ver binnen de poolcirkel.

Bij aankomst waren er nog maar een 600 dieren van de oorspronkelijke kudde over; de rest was onderweg, tijdens de 5 jaar gedurende trek, geboren.