Voorn

Voorn

Ruitvormige vis met glinsterende schubben, waardoor de vis er zilverachtig uitziet. Sommige soorten hebben duidelijk rood gekleurde vinnen. De bittervoorn heeft een horizontale blauwgroene streep op de achterzijde van het lichaam. De blankvoorn is het best te herkennen aan het oranjerode vlekje boven in zijn oog.

Sloten, beken, plassen, meren en rivieren.

Europa en Azië.

Bittervoorn tot 10 cm; blankvoorn tot 45 cm en kan 1,5 kg wegen.

De bittervoorn legt in het voorjaar zijn eitjes in de zoetwatermossel. De blankvoorn zet zijn eitjes in mei af op waterplanten.

De bittervoorn leeft in langzaam stromende en stilstaande wateren met een goed begroeide oeverzone en daar waar ook zoetwatermosselen zijn. De blankvoorn leeft in scholen, in wateren met veel waterplanten langs de oever.

Waterplanten, algen en kleine waterdiertjes.

Klasse: Pisces (vissen)
Orde: Cypriniformes (karpers)
Familie: Cyprinidae
Geslacht en soort: Rutilis rutilis (blankvoorn) en Rhodeus sericeus amarus (bittervoorn)

Bittervoorn smaakt bitter

De bittervoorn is een beschermde vis. Waar bittervoorns zijn is het water schoon en daar leven ook watermossels. Waar geen mossels zijn vind je ook geen bittervoorns. De naam bittervoorn heeft dit visje gekregen omdat mensen, die deze vis in vroeger tijd probeerden te eten, hem bitter vonden smaken.

Bittervoorn

De bittervoorn is voor zijn voortplanting afhankelijk van de zoetwatermossel. In het voorjaar ontwikkeld het vrouwtje een legbuis. Als het mannetje een geschikte watermossel heeft uitgezocht duwt het vrouwtje haar legbuis in de uitstroomopening van de mossel en zet er haar eitjes in af. Het mannetje bevrucht hierna de eitjes. Als de eitjes uitkomen verlaten de larven de mossel niet direct. Ze blijven nog twee tot drie weken in de mossel. Pas wanneer ze vrij kunnen zwemmen verlaten de larven de mossel. Ze zijn dan ongeveer 1 centimeter lang.

Zwanemossel (zoetwatermossel)

De zwanenmossel kan wel 20 cm groot worden en komt in Nederland vrij algemeen voor. Hij komt voor in sloten en plassen. De mossel heeft twee openingen (sifo’s). Door één opening wordt water met voedsel (plankton) naar binnen gezogen. Nadat het voedsel eruit gefilterd is gaat het water met enkele afvalstoffen via de tweede opening weer naar buiten. Hij kan wel 40 liter per uur doorpompen. De mossel kan zich door middel van een gespierde voet over de bodem voortbewegen. Hij laat daarbij een langgerekt spoor achter. Deze voet kan ook gebruikt worden als hij zich wil ingraven.

Blankvoorn houdt van variatie

Met “voorn” wordt meestal de blankvoorn bedoeld. Blankvoorns leven in rivieren, sloten en meren waar het water niet te snel stroomt. Ze komen zelfs in brak (half zout) water voor. Ze leven in scholen en zoeken vooral wat dieper water op. Het water hoeft voor de blankvoorn niet vol te staan met waterplanten, maar hij wil liefst wel dat deze aan de oever in het water groeien. Daar kunnen dan in het voorjaar de eitjes worden gelegd. Ook de jonge blankvoorns kunnen er schuilen tegen roofvissen als de baars. En waterplanten leveren de blankvoorn een goed gevarieerd menu.
In de voortplantingstijd, april tot mei, krijgen de mannetjes een wittige uitslag van wratjes op hun kop en schubben. De eitjes zijn doorzichtig geel en blijven aan de waterplanten kleven. Na 9 – 14 dagen komen er larfjes uit, die 8-10 dagen aan de plant blijven hangen tot hun dooiervoorraad verbruikt is. Dan zoeken ze elkaar op en gaan in dichte scholen voedsel zoeken. Na 6 jaar kan hij 25 cm groot zijn.