Ongewervelde dieren
Menu
Leefgebieden
Menu
De bij ons voorkomende koekoek heeft een wit met donkergrijs gestreepte onderkant en een grijze kop en hals en een grijsbruine rug. De poten, de snavel en ogen zijn geel gekleurd. De snavel is licht gekromd. Hij heeft een lange staart en puntige vleugels en hij wordt in de vlucht soms verward met de sperwer, die echter brede afgeronde vleugels heeft. Hij heeft een luide klinkende roep waaraan hij zijn naam dankt.
Parkachtig en open landschap, ook in moerassen met bomen en struiken.
Echte koekoeken komen voor in heel Europa en Azië.
32-34 cm.
april-mei. Het mannetje is polygaam en paart met elk "gewillig" wijfje.
Legt 10 tot 15 eieren, meestal 1 per nest, in nesten van andere vogels en laat de jongen door hen grootbrengen (broedparasiet).
Koekoeken trekken eind juli - augustus weg naar Oost-Afrika, de jonge dieren gaan pas in de herfst. In april - mei komt de soort weer aan in Nederland. Het jong duwt de andere eieren uit het nest en wordt zeer lang gevoed door de pleegouders (waardvogels), meestal graspieper, heggemus, rietzangers, witte kwikstaart en gekraagde roodstaart. Het mannetje bakent een gebied van ongeveer 50 ha af, wat hij verdedigt tegen elke indringer.
Voedt zich met insecten, en door andere vogels gemeden harige rupsen.
Klasse: Aves (vogels)
Orde: Cuculiformes (koekoeksvogels)
Familie: Cuculidae (koekoeken)
Geslacht en soort: Cuculus canorus (koekoek)
De koekoek wordt door sommige mensen beschouwd als de voorbode van de lente en door anderen, heel wat minder poëtisch, als een valse parasiet. Er bestaan vele koekoeksoorten, maar alleen onze koekoek, die voorkomt in Europa en Azië heeft die luide roep, waaraan hij zijn naam dankt. De Engelsen noemen hem Cuckoo, de Fransen Coucou, de Duitsers Kuckuck, de Russen Kukushka en de Japanners Kak-ko.
Veel koekoeken leggen tijdens de trek duizenden kilometers af op hun weg van de tropen naar de gematigde streken. Koekoeken trekken hier weg en ook wel door ons land heen van juli tot half september; iedere vogel vliegt op zijn eigen houtje naar tropisch Afrika. De koekoeken keren terug van begin april tot diep in mei. Het is een raadsel hoe de vogels over deze afstanden de weg vinden, vooral als men weet dat de jonge vogels al enkele weken na de volwassen vogels het broedgebied verlaten. Dit levert een overduidelijk bewijs dat de trekneiging, het navigatievermogen en de kennis van de route overgeërfd zijn, want de mogelijkheid dat de jonge koekoeken dit van hun ouders leren is uitgesloten.
Koekoeken eten insecten en vooral insectenlarven, maar ook wormen, spinnen en duizendpoten. Ook eten ze kevers, vliegen, waterjuffers, vlinders en motten, waaronder vaak die soorten die schadelijk zijn voor de landbouw, zoals meikevers, koolwitjes en draadwormen. In het bijzonder lusten ze graag harige en vergiftigde rupsen, ook die van de beervlinder, die meestal door de andere vogels met rust worden gelaten.
Vanaf de oudheid weet men dat de koekoek niet zelf een nest bouwt, maar zijn eieren legt in de nesten van andere vogels. Naast bepaalde koekoeksoorten zijn ook andere vogelsoorten, bijvoorbeeld de koevogel en de honingvogel, broedparasieten.
Het koekoeksvrouwtje let scherp op kleine vogels die hun nest aan het bouwen zijn. Als het nest klaar is en de van niets bewuste aanstaande pleegmoeder er een ei in heeft gelegd, zorgt de koekoek ervoor in de buurt te zijn. Op een moment dat het nest onbewaakt is, steelt de koekoek er een ei uit en eet dit zelf op of laat ze het stuk vallen, waarna ze voor dit ei in de plaats snel haar eigen ei in het waardnest legt. koekoekseieren treft men soms aan in de overkapte nesten van fitissen. Vroeger dacht men dat de koekoek haar ei op de grond legde en het daaarna in de snavel naar het nest bracht. Maar het is nu bekend dat ze haar lichaam tegen het nest drukt en het ei door de nestopening heen werpt. Uit waarnemingen weet men dat legsels met een koekoeksei vaker in de steek worden gelaten dan normale legsels, maar meestal wordt het koekoeksei geaccepteerd. Het komt uit na 12 ½ dag. Het koekoeksjong komt vaak eerder uit het ei dan zijn nestgenoten en buit dit uit door alles wat zich in het nest bevindt naar buiten te gooien.
Waarschijnlijk heeft de koekoek speciaal aan deze gewoonte zijn slechte naam te danken. De kleine koekoek weet zich zo te manoeuvreren, dat hij op de bodem van het nest terecht komt en alles wat zich in het nest bevind laadt hij tussen beide vleugels op zijn rug. Dan klimt de parasiet ruggelings tegen de nestwand omhoog en werpt zijn last met een laatste beweging op de nestrand of daar overheen. Als twee vrouwelijke koekoeken in een en hetzelfde gebied hun praktijken uitoefenen, kan het voorkomen dat in een nest twee koekoekseieren liggen. De kleine koekoeken proberen een tijdje elkaar het nest uit te werken, maar na een paar dagen is de uitwerpdrift bekoeld en groeien beide koekoekjes samen op. Vaak krijgen de nestgenoten te weinig voedsel en sterven van de honger. Na 3 weken verlaat de jonge koekoek het nest. de pleegouders voeren het nog steeds en moeten vaak op zijn rug gaan zitten om de insecten in de gapende bek te laten vallen.
Uit een onderzoek van broedsels die een koekoeksei bevatten, bleek dat het koekoeksei dikwijls sterk lijkt op de eieren van zijn pleegouders. Hierdoor laten de pleegouders misschien het nest minder gauw in de steek. Ook bleek dat in ieder gebied de koekoek bepaalde waardnesten vaker gebruikt dan andere. Onze koekoek heeft zeker 15 á 20 verschillende typen eieren, maar ieder wijfje legt haar leven lang hetzelfde type. Ze probeert in de regel haar eieren te leggen in de nesten van de vogelsoort die haar zelf heeft grootgebracht. Vindt ze haar waardvogel niet terug, dan kan ze bij andere kleine vogels gaan leggen. Zo valt het te verklaren waarom men in een nest soms een koekoeksei aantreft dat sterk afwijkt van de eieren van de waardvogel, hoewel hiervoor ook andere verklaringen mogelijk zijn.
Voor het mysterie van de vogeltrek werd opgehelderd, dacht men dat koekoeken in de winter in sperwers veranderden. Ook vogels houden een koekoek soms voor een sperwer want als de koekoek in de lente terugkeert, kan men zien dat kleine vogels zich verzamelen en de koekoek alsof hij een roofvogel was op de vlucht proberen te jagen. Er zijn aanwijzingen dat de koekoek gebruik maakt van deze vergissing.
Men heeft gezien dat koekoeken een nog meer roofvogelachtige vlucht dan normaal vertonen. Als ze neerdalen worden ze soms lastig gevallen door graspiepers en andere vogeltjes. In enkele gevallen heeft men geconstateerd dat de koekoek na dergelijk gedrag verscheen bij het nest van een nestpieper om een ei te verwisselen met haar eigen ei. De waardvogels zijn dan met valse voorwendselen van het nest weggelokt, zodat de koekoek naar binnen kan glippen en haar ei kan leggen. Men kan wel zeggen dat van alle parasiterende vogels de koekoek de grootste vindingrijkheid ten toon spreidt. De mimicry van de eieren aan die van de gastheren, de verkorting van de broedduur en het kleiner worden van de eieren, zijn hiervan voorbeelden.
Ongewervelde dieren
Leefgebieden
Beesies.nl – 2022