Karper

De karper (Cyprinus carpio) heeft een langgerekt, enigszins gedrongen lichaam met een grote, brede kop en een krachtige bek. Zijn schubben zijn groot en goed zichtbaar, en hij komt in verschillende kleurschakeringen voor, van groenbruin tot goudachtig. De rugvin is lang en bevat harde stekels, wat een kenmerkend verdedigingsmechanisme is tegen roofdieren.

Karpers komen voornamelijk voor in zoetwateromgevingen zoals meren, rivieren, vijvers en sloten. Ze geven de voorkeur aan wateren met een modderige bodem en rijke plantengroei, omdat deze omstandigheden voldoende schuilplaatsen en voedselbronnen bieden. Ze kunnen zich aanpassen aan verschillende waterkwaliteiten, zolang er genoeg zuurstof is.

Oorspronkelijk afkomstig uit Azië, zijn karpers nu wijdverspreid over Europa, Noord-Amerika, en delen van Afrika en Australië. Ze werden geïntroduceerd in vele regio’s door menselijk ingrijpen, voornamelijk voor visserij- en kwekerijdoeleinden. Hun vermogen om zich aan te passen aan diverse omgevingen heeft hun verspreiding vergemakkelijkt.

Een volwassen karper kan een lengte bereiken van 60 tot 90 centimeter en weegt meestal tussen de 2 en 14 kilogram, hoewel grotere exemplaren voorkomen. Karpers kunnen relatief oud worden, met een levensverwachting van 15 tot 20 jaar in het wild, en soms zelfs ouder in gevangenschap.

Karpers planten zich voort in de lente en vroege zomer, wanneer de watertemperatuur stijgt tot boven de 17 graden Celsius. Het vrouwtje kan tot wel een miljoen eieren leggen, die worden afgezet op waterplanten en andere oppervlakken. De eieren komen binnen een week uit, afhankelijk van de temperatuur.

Karpers zijn sociale vissen die vaak in groepen leven, vooral jonge exemplaren. Ze zijn actief tijdens de schemering en de nacht, wanneer ze op zoek gaan naar voedsel. Overdag rusten ze vaak in de schaduw van waterplanten of andere schuilplaatsen.

Het dieet van de karper is gevarieerd en bestaat voornamelijk uit plantaardig materiaal, zoals algen en waterplanten, maar ook uit kleine ongewervelde dieren zoals insectenlarven, wormen en schaaldieren. Ze zoeken hun voedsel voornamelijk op de bodem van het water, waar ze met hun bek in de modder woelen.