Zee-egels

haasachtigen

Zee-egels doen de naam stekelhuidige eer aan want ze zijn bedekt met stekels. Deze stekels kunnen door spieren worden bewogen en ze kunnen zich er ook meer voortbewegen. Verder worden ze ook als bescherming gebruikt.

Onder de stekels bevindt zich een bolvormige laag kalkplaatjes, Ze zijn met elkaar verbonden en ze bedekken de binnenste holte. Daartussen bevinden zich dubbele rijen voetjes of zuignapjes.

De mond bevindt zich, net als bij de zeester, ergens in het midden, aan de onderkant van het lichaam. Met vijf scherpe tanden, die op beitels lijken, kan de zee-egel wier en algen van de rotsen afschaven en afsnijden.

Gifstekels

De grijptangen, die zich eveneens aan de onderzijde bevinden, zijn zeer belangrijk voor de zee-egel. Daarmee kan hij voedsel naar zijn mond brengen. Als er rommel op het dier valt kan hij dit ook met de grijptangen verwijderen. In de huid bevinden zich gifstekels. Hij gebruikt deze om zich te verdedigen. De gifstekels kunnen bij de mens pijnlijke ontstekingen veroorzaken.

Zee-egels planten zich, evenals de meeste stekelhuidigen, voort door middel van eicellen. De kiemklieren van de vrouwtjes vormen grote aantallen eicellen (wel 20 miljoen). Het aantal zaadcellen, dat in de mannelijke kiemklieren ontstaat, is zelfs nog groter. Wanneer ze rijp zijn, worden eitjes en zaadcellen in het water afgezet. De zaadcellen, bestaande uit een kop en een lange staart, zijn beweeglijk en zwemmen naar de eicellen toe.